Keloïd en littekenhypertrofie
Er is onduidelijkheid over het stellen van de diagnose en de behandeling van zowel keloïd als littekenhypertrofie. Een onjuiste diagnose kan leiden tot een onjuiste behandeling en dat kan dan tot meer klachten leiden. Omdat de patiënt bij een zorgverlener terecht kan komen die onvoldoende expertise heeft met betrekking tot de pathologie en/of niet alle behandelingen tot zijn beschikking heeft, is het van belang dat er duidelijkheid komt over de diagnostiek en behandeling en het verwijzen van patiënten naar de juiste zorgverlener of naar een expertisecentrum voor littekens en keloïden.
- Organisatie van zorg: Wanneer wordt aanbevolen om te verwijzen naar de tweede lijn, of naar een expertise centra en waar moeten expertise centra aan voldoen?
- Diagnostiek: Hoe worden anamnese en lichamelijke onderzoek uitgevoerd en is er aanvullende diagnostiek nodig?
- Behandeling: Welke behandelingen worden aanbevolen bij littekenhypertrofie?
- Follow up: Welk follow-up beleid wordt aanbevolen bij littekenhypertrofie?
- Behandeling: Welke behandelingen worden aanbevolen bij keloid?
- Follow up: Welk follow-up beleid wordt aanbevolen bij keloid?
- Voorlichting: Welke informatie over het litteken wordt door de zorgverlener aan de patiënt verstrekt?
Een jong litteken is nog minimaal een half jaar actief. Als de activiteit van het litteken na 3 tot 6 maanden erg toeneemt, groter, dikker of roder wordt kan het gaan om een keloïd of hypertrooflitteken. Na ongeveer een half jaar tot een jaar kan bepaald worden of het litteken abnormaal is. Het onderscheid tussen keloïd en een hypertrooflitteken is niet altijd goed zichtbaar. Bij een keloïd of twijfel over diagnose wordt in principe niet geprikt (voor een biopt) of gesneden (excisie) in het litteken omdat een keloïd dan juist in activiteit kan toenemen.
Littenhypertrofie en keloïd verdwijnen nooit helemaal.
Betrouwbare patiënteninformatie is onder andere te vinden op Thuisarts.nl: