Onderzoek: sociaaleconomische status beïnvloedt kans op
borstreconstructie na borstkanker
NVPC: “Meer aandacht voor gesprek over alle behandelopties en goede informatievoorziening”
Vrouwen met een hogere sociaaleconomische status krijgen vaker een directe borstreconstructie na een borstamputatie. Ook wordt deze behandeling vaker uitgevoerd in een ziekenhuis, waar meer borstoperaties en borstkankerbehandelingen plaatsvinden. Dat blijkt uit onderzoek van drie academische ziekenhuizen en IKNL. Prof.dr. Sabine Siesling: “Wat de precieze oorzaak hiervan is, moet duidelijk worden uit vervolgonderzoek.” Prof.dr. Marc Mureau, plastisch chirurg in het Erasmus MC en voorzitter van de NVPC: “Iedereen verdient dezelfde behandeling. Het is belangrijk dat arts en patiënt samen alle mogelijke behandelopties bespreken. Ook moeten we meer aandacht besteden aan goede en begrijpelijke informatievoorziening.”
Onderzoekers van het Universitair Medisch Centrum Utrecht, Erasmus MC, Universiteit Twente en het IKNL analyseerden op basis van gegevens van de Nederlandse Kanker Registratie wanneer een directe borstreconstructie vaker wordt uitgevoerd. Prof.dr. Sabine Siesling: “We hebben de data van alle patiënten die tussen 2011 en 2018 een borstamputatie ondergingen gekoppeld aan tien verschillende sociaaleconomische klassen. In de hoogste klasse kreeg circa 26 procent van de patiënten een borstreconstructie direct na een borstamputatie. Voor de laagste klasse lag dit op ongeveer 15 procent.” Ook het stadium van de ziekte speelt een rol. Siesling: “Wanneer borstkanker zich in een laag stadium (stadium I of II) bevindt, krijgen mensen vaker een borstreconstructie. Ook neemt de kans toe als in een ziekenhuis veel borstreconstructies worden uitgevoerd.”
Basispakket
Eerder onderzoek uit het buitenland liet hetzelfde beeld zien: ook daar vond de borstreconstructie minder plaats bij vrouwen met een lagere sociaaleconomische status. Verschil met Nederland is echter dat hier de behandeling in het basispakket zit, waardoor het aanbod van de behandeling voor alle patiënten gelijk zou moeten zijn. Mureau: “Op basis van deze conclusies zou je kunnen denken dat je inkomen of je plek in de maatschappij bepaalt of je voor een directe borstreconstructie in aanmerking komt. Dat zien we in de praktijk gelukkig niet terug. Wat wel de oorzaak is, weten we niet precies, maar we denken dat het te maken heeft met aandoeningen die samenhangen met een ongezonde leefstijl, zoals roken en bijkomende ziektes zoals diabetes en hart- en vaatziekten. Die aandoeningen komen vaker voor bij mensen met een lagere sociaaleconomische status en kunnen extra risico’s vormen op complicaties bij een directe borstreconstructie met mogelijk nadelige gevolgen voor de borstkankerbehandeling. Denk bijvoorbeeld aan uitstel van chemo- en of radiotherapie. Voor deze patiënten is uitstel van de borstreconstructie tot een later moment waarop de borstkankerbehandeling is afgerond soms een betere aanpak.”
Betrouwbare informatie
Daarnaast kan ook het gesprek rondom de behandeling een rol spelen. Mureau: “Bij patiënten uit een lagere sociaaleconomische klasse komt vaker laaggeletterdheid voor. Ook kunnen taalbarrières een rol spelen in de besluitvorming in deze groepen. Daarnaast verschilt de informatievoorziening per ziekenhuis. Dit kan ervoor zorgen dat dezelfde patiënt in verschillende ziekenhuizen een verschillend advies krijgt.”
Gelijke kans op behandeling
Welke rol leefstijlfactoren en de informatievoorziening precies spelen moet nog onderzocht worden. Siesling: “Voor nu leren we uit deze studie dat er verschillen zijn. Uit nader onderzoek hopen we nog duidelijker te krijgen welke factoren hierbij een rol spelen en wat we verder kunnen verbeteren. Want iedereen verdient een gelijke kans op behandeling, ongeacht je sociaaleconomische status.”
|