J.W. Mulder – Velopharyngeal Function And Speech
SUMMARY AND CONCLUSION
The study was presented in two parts:
- electromyography of the velopharyngeal mechanism in subjects with normal speech.
- electromyography, pharyngoscopy and speech analysis in patients with open nasal speech.
The following muscles were examined in a series of 29 adult subjects with normal speech:
levator veli palatini, tensor veli palatini, constrictor pharyngeus superior.
The palatoglossus and palatopharyngeus were examined in some of the subjects with normal speech. This clearly shows that the constricting activity of the constrictor pharyngeus superior plays an important and varying role in the velopharyngeal closure mechanism during speech. The valve like action of the soft palate is largely controlled by the levator veli palatine. The levator veli palatine is the leading muscle in control of the velopharyngealmechanism in speech. In this study we found different patterns of variation in activity of levator and constrictor in subjects with normal speech, which had not been described before. These findings agree with the radiological studies by Skolnicket al. A variation in valve like action by the levator or constriction by the constrictor pharyneus superior is found. Most subjects with normal speech tend to show a valve like action, yet a minority has normal speech with a constrictive movement and action of the velopharyngeal opening.
In a series of 21 patients with rhinolalia aperta (open nasal speech) the activity of the levator and constrictor muscles were investigated. These patients were treated with an inferiorly based pharyngeal flap. In this procedure a bridge is formed by transplanted tissue from the posterior pharyngeal wall to the margin of the soft palate according to Rosenthal (1924). In this way a living obturator is formed which has been shown to give marked speech improvement in a large group of patients with rhinolalia aperta.
A series of 10 patients who were operated on more than one year earlier was also studied.
Pharyngoscopy and speech analysis was performed in all patients. The patterns of variation in levator activity in patients before and after operation usually differed from those in the majority of subjects with normal speech and are mainly constrictive with insufficient valve like action. The movements of the velopharyngeal walls in the postoperative patients were often insufficient to produce normal speech but speech improvement was gained by the operation. The pharyngeal flap itself was usually only active during swallowing.
We were able to make satisfactory electromyographic recordings without disturbing speech using the oral approach to insert thin bipolar wire electrodes. This method can be used for further investigation of the velopharyngeal muscles and their relation to speech and to Eustachian tube function in patients with various conditions.
Samenvatting en conclusie
Het onderzoek bestaat uit twee delen.
- Electromyografie van de spieren die betrokken zijn bij het velopharyngeale afsluit mechanisme bij mensen met een ongestoorde spraak.
- Electromyografie, nasale pharyngoscopie en een spraak beoordeling van patiënten met een open neusspraak.
De volgende spieren werden onderzocht bij 29 mensen met een ongestoorde spraak: levator veli palatini, tensor veli palatini, constrictor pharyngeus superior, palatoglossus, palatopharyngeus. De laatste twee spieren werden slechts bij een deel van de mensen onderzocht.
Dee constrictor pharyngeus superior heeft een belangrijke en wisselende functie bij het velopharyngeale afsluitmechanisme. De bewegingen van het gehemelte worden grotendeels bestuurd door de levator veli palatini. De levator heeft de meest uitgesproken en voorspelbare wisselingen in activiteit van de spieren van het velopharyngeale afsluitmechanisme tijdens de spraak waarbij de elevatie van het gehemelte en de klepfunctie worden geregeld. In deze groep mensen met een ongestoorde spraak was er een duidelijk individueel verschil in activiteit van de levator en constrictor. Bij een klein aantal mensen met een ongestoorde spraak waren de bewegingen van de achterste keelwanden zijwanden door activiteit van de constrictor veel duidelijker dan bij anderen.
Deze bevindingen door middel van electromyografie verkregen bevestigen de resultaten zoals door Skolnick en medewerkers (1970,1972, 1974, 1975) dit ook in een radiologisch onderzoek aantoonden.
Bij 21 patiënten met een rhinolalia aperta (open neusspraak) werden de activiteit van de levator en constrictor onderzocht voor en na de operatie, waarbij een pharynxplastiek werd verricht (aanbrengen van pharynxlap). Deze patiënten werden voor de operatie en 3 maanden na de operatie onderzocht. Tien andere patiënten die meer dan 1 jaar tevoren waren geopereerd werden ook onderzocht. Bij alle patiënten werd naast de electromyografie ook nasale pharyngoscopie en uitgebreid spraakonderzoek verricht. De activiteit van de levator bij de verschillende groepen patiënten ( a, congenitaal te kort palatum en b. patiënten met een gespleten gehemelte) voor en na de operatie was anders dan bij de meerderheid van de mensen met een ongestoorde spraak.
Bij de geopereerde patiënten waren de bewegingen van de wanden van de neus-keelholte en pharynxlap vaak onvoldoende om geheel normale spraak te bereiken. Na de operatie werd altijd een duidelijke spraakverbetering gevonden. De pharynxlap was duidelijk actief tijdens het slikken bij alle patiënten en soms tijdens de spraak zoals met behulp van electromyografie kon worden aangetoond.
Met behulp van de door ons gebruikte methode waarbij wij via de mond dunne (0,05mm.) bipolaire draadelektroden inbrachten werden betrouwbare electromyogrammen verkregen zonder de spraak te storen. Op deze wijze kan verder onderzoek naar de activiteit van de spieren rond het velopharyngeale afsluitmechanisme worden verricht en ook naar de invloed van deze spieractiviteit op de buis van Eustachius.